De teen of neus IS in feite de nok. Het licht blauw gekleurde gedeelte De vorm van de nok bepaald dus alles.
De flank bepaald hoe de klep opent.
De lifthoogte bepaald hoe ver de klep open gaat. De lift is een heel belangrijke grootheid en bepaald een groot gedeelte van het karakter.
Oftewel de openingstijden. Deze tijden worden altijd uitgedrukt in graden van de krukas. Realiseer je dat de krukas twee maal zo snel draait dan de nokkenas. Niet te ver over nadenken want dat werkt erg verwarrend.
De basis cirkel. Dit is de dikte van de as. Over deze omtrek is de klep geheel gesloten en in deze stand geldt de zogenaamde klepspeling: de speling tussen de nokkenas en de klepstoter. Dit is een afstelgegeven vanuit de fabriek.
Hier is nauwelijks een goede Nederlands term voor te bedenken. Maar het is het stukje omtrek van de nokkenas die iets dikker is dan de basiscirkel. Deze verdikking is gemaakt om de krachten op de kleppentrein te verminderen. Zowel tijdens het openen als het sluiten van de kleppen.
De hiel van de nokkenas. Het gedeelte waar eigenlijk helemaal niets gebeurd. De klep is dan gesloten en het verbrandingsproces vindt dan grotendeels plaats. Toch is deze periode heel belangrijk. Met name voor de uitlaatklep. Gedurende deze periode heeft de uitlaatklep de tijd om af te koelen. Tijdens de uitstoot van de verbrandingsgassen wordt de uitlaatklep sterk opgewarmd. Er stromen tenslotte gloeiend hete (> 900 graden) uitlaatgassen langs. De klep heeft op dat moment goed beschouwd geen contact met de rest van de motor en kan z'n warmte dus niet afstaan. Deze warmte moet hij dus afstaan tijdens de gesloten fase. De inlaatklep heeft daar niet zo'n last van omdat daar koele inlaatlucht langs binnen stroomt.
TDC = bovenste dode punt
BTDC = voor het bovenste dode punt
ATDC = na het bovenste dode punt
BDC = onderste dode punt
BBDC = voor het onderste dode punt
ABDC = na het onderste dode punt